10 tips voor monitoring en evaluatie van het Nationaal Programma Onderwijs op scholen

In het kader van het Nationaal Programma Onderwijs (NP Onderwijs) hebben scholen extra middelen gekregen om leervertragingen in te halen en het onderwijs duurzaam te verbeteren. Om hier invulling aan te geven hebben scholen in overleg met de medezeggenschapsraad een speciaal schoolprogramma ontwikkeld. Het is van groot belang dat scholen in overleg met de medezeggenschapsraden afspraken maken over een goede monitoring en zorgvuldige evaluatie van deze programma’s. Daarom delen we 10 gouden tips voor monitoring en evaluatie van het NP Onderwijs.

Doel van monitoring en evaluatie

Maar eerst: wat bedoelen we eigenlijk precies wanneer we het hebben over monitoring en evaluatie? Monitoring gaat over het structureel bijhouden van de inzet van middelen, uitgevoerde activiteiten en behaalde prestaties. Een belangrijk kenmerk van monitoring is dat op gezette tijden data wordt verzameld en dat dit doorlopend plaatsvindt.

Evaluatie gaat over het vormen van een oordeel over het gevoerde beleid of de resultaten van een interventie, zoals in dit geval het schoolprogramma NP Onderwijs. Evaluatie kan ook tijdens de uitvoering van het programma plaatsvinden (formatief). Daarbij wordt op kernmomenten een tussenoordeel gevormd, bijvoorbeeld om een go/no-go beslissing te nemen over vervolgactiviteiten. De afsluitende evaluatie vindt na afloop van de activiteit plaats (summatief) om een eindoordeel te vormen over de resultaten van het gevoerde beleid of een interventie. Daarbij gaat het over het zoeken naar verbanden tussen vooraf geformuleerde doelen en de resultaten uit de monitoring.

10 kernvragen voor monitoring en evaluatie

Monitoring en evaluatie vullen elkaar dus aan en bevorderen samen het resultaatgericht werken. Daarbij staat monitoring voor het regelmatig verzamelen en vaststellen van relevante data en evaluatie voor het (al dan niet) tussentijds bepalen of de activiteiten de bedoelde resultaten hebben bewerkstelligd.

Om medezeggenschapsraden te helpen bij  het maken van goede afspraken over de monitoring en evaluatie van het NP Onderwijs hebben we 10 kernvragen opgesteld:

1. Wat wil je veranderen of bereiken?

  • Bepaal het gezamenlijke doel van monitoring en evaluatie.
  • Bepaal wat de beoogde resultaten zijn van het schoolprogramma.

2. Hoe bepaal je – aan het einde van de rit  – het succes van het plan? (indicatoren)

  • Formuleer heldere eind- en tussendoelen van de activiteiten van het schoolprogramma, zoals het volledig inhalen van leervertragingen bij leerlingen.
  • Bepaal aan wie door middel van monitoring en evaluatie verantwoording moet worden afgelegd.

3. Hoe wil je dit bereiken?

  • Bepaal welke stappen je gaat zetten. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het tempo waarin jullie leervertragingen willen inhalen.
  • Wat zijn mijlpalen om de voortgang te volgen?
  • Welke veronderstellingen heb je daarbij? Denk aan medewerken van de leiding of collega’s of aan beschikbare tijd.

4. Welke informatie heb je tussentijds nodig om te kunnen beoordelen of de voorgenomen stappen worden gezet en het eindresultaat wordt bereikt?

  • Bepaal ‘meetbare’ indicatoren waarmee je die doelen in beeld kan brengen, bijvoorbeeld: inloop vertragingen bij leerlingen, minder ziekteverzuim, hogere medewerkerstevredenheid score, leerling-leraarratio, etc.

5. Hoe verzamel je de informatie om de voortgang en het eindresultaat te kunnen meten?

  • Bepaal hoe je indicatoren regelmatig kan meten. Denk aan bestaande tevredenheidsonderzoeken voor ouders, leerlingen en medewerkers, bestaande personeelsregistraties van de school, wellicht aanvullende interviews, etc.
  • Op scholen wordt vaak al veel data verzameld. Het is verstandig om nauwkeurig te bepalen of die data voldoende is of dat er nieuwe of aanvullende data verzameld moet worden.

6. Hoe beoordeel je datgene wat je bereikt? Wanneer ben je tevreden met het eindresultaat? (beoordelingscriteria)

  • Bepaal een ontwikkelingstraject tussen start en einde van de activiteit om te bepalen of je op de goede weg bent.
  • Bepaal eventueel ‘tussenevaluatiemomenten’, en wat je op die momenten verwacht.
  • Bepaal waar een eindevaluatie naar gaat kijken: de beoordelingscriteria.

7. Zijn er onverwachte (positieve of negatieve) neveneffecten?

  • Zo ja, welke en bij wie?

8. Welke factoren of omstandigheden dragen bij aan het eindresultaat?

  • Zijn er succesfactoren aan te wijzen?
  • Zijn er faalfactoren aan te wijzen?
  • Welke omstandigheden hebben bijgedragen aan het eindresultaat?

9. Welke lessen heeft ons project opgeleverd?

  • Welke lessen kunnen worden geleerd uit het opstellen van het schoolprogramma, zoals de rol van de MR?
  • Welke lessen kunnen worden geleerd uit monitoring en evaluatie van het project en de betrokkenheid van de MR daarbij?

10. Hoe borgen we de opbrengsten van het project?

  • Hoe zorgen we ervoor dat de interventies van het schoolprogramma duurzaam zijn?
  • Welke onderdelen van het schoolprogramma willen of kunnen we behouden in een volgend schoolplan?
  • Hoe zorgen we ervoor dat deze interventies worden ingebed in de dagelijkse schoolpraktijk?
  • Maak hierover procesafspraken met de bestuurder.